Donderdagavond 23.30 uur. Tandenpoetsen. Een mededeling. De kinderen willen met mij op vakantie. Alleen. `Alleen?` `Ja, alleen. Zonder jou. Oh!, antwoord ik. Au! Dat doet pijn. Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd: Ik hoor er inmiddels toch ook bij? Wij kunnen het zo goed met elkaar vinden, zijn kinderen en ik. Waarom mag ik dan niet mee? En waarom willen ze mij niet? Maar ik zeg niets.
Ik voel de pijn, de afwijzing, het er niet bij horen; oude themas in mijn leven. Ik laat het even zo. En langzamerhand ebt de pijn weg. Kan ik wat objectiever naar de situatie kijken. Want wat vragen zijn kinderen in feite? Alleen maar dat ze wat meer tijd met hun vader willen doorbrengen. Dus: deze vraag zegt niets over mij. Of over het contact tussen zijn kinderen en mij. Het gaat zelfs helemaal niet over mij.
Ik realiseer me dat het goed is om mijn eigen pijn te voelen. Vervolgens kan ik met een andere blik kijken. Kan ik zien dat ik helemaal niet wordt afgewezen. En op dat moment kan ik hen hun eigen vakantie gunnen. Met hun vader. Ik voel me niet meer afgewezen. En dat maakt me weer blij.
Dit `omdenken` maakt het leven een stuk prettiger. Je kunt ervoor kiezen om alleen de pijn te voelen. Maar je kunt ook door de pijn heengaan, en de zaak van een andere kant bekijken. Voorbij je eigen pijn. En dan is, wat eerst onoverkomelijk leek, ineens niet zo erg meer.
Paula Laning
Lastige kinderen, heb jij even geluk, A.W. Bruna Uitgeverij, pag. 255