In Griekenland ligt een klein, bijna verlaten stadje. Ooit was het een welvarende, toeristische trekpleister. Maar helaas, de toeristen zochten meer luxe en vertier, het enige hotel is nu vervallen en staat dan ook meestal leeg.
Een rijke Nederlander, op zoek naar rust en een pittoreske plek, bezoekt het stadje. Hij loopt de lobby van het hotel binnen en vraagt of hij even op zijn gemak mag rondkijken, alvorens hij besluit of hij in het hotel wil overnachten. Dat mag. De man legt tien briefjes van 10 euro op de balie als onderpand, en vertrekt naar boven. De hoteleigenaar neemt de 100 euro en betaalt daarmee zijn kamermeisje en zijn kok, die hij elk nog 30 euro schuldig was. Ook betaalt hij zijn buurman, de slager, die nog 40 euro van hem tegoed had.
Het kamermeisje gaat met die 30 euro naar de winkelier, waar ze die week op de pof gekocht had. De slager voldoet de achterstallige huur van de koelcel, precies 40 euro. De kok betaalt de plaatselijke prostituee. De winkelier rekent af met de boer die hem de groente levert en de boer brengt dat geld eveneens naar de prostituee. De eigenaar van de koelcel betaalt de winkelier, en ook die lost zijn schuld af bij de prostituee. De prostituee gaat met de ontvangen 100 euro naar het hotel, om eindelijk de achterstallige kamerhuur te voldoen.
De klant komt naar beneden en zegt dat het hotel te vervallen is. Hij neemt de 100 euro en vertrekt uit het stadje. Zo is er eigenlijk niets gebeurd, en toch is iedereen in het stadje gelukkiger, omdat alle schulden zijn afbetaald.
Peter Polling
10 oktober 2011