Afgelopen woensdag werd ik op de fiets voor de zoveelste keer door een automobilist bijna van mijn sokken gereden. Opnieuw kreeg ik geen voorrang op de rotonde naar mijn werk. Gelukkig stond ik nog net op tijd stil, maar ik had wel het stuur van mijn fiets in mijn maag. Na een scheldpartij tegen de bestuurder ben ik met hartkloppingen weer op de fiets gestapt. Geïrriteerd, boos en gefrustreerd, omdat dit probleem zich bijna elke dag voordoet.
Wat is namelijk het geval? Het 3 kilometer lange fietspad kent twee richtingen en telt maar liefst 4 rotondes. Voor mij is aan de linkerkant van de weg fietsen de meest logische weg naar mijn werk, maar als ik aan die kant fiets, hebben automobilisten die de rotondes verlaten mij niet in de gaten. Ze kijken immers alleen naar rechts. Nou kan ik me daar over opwinden, maar ik kan het ook als feit accepteren. Ik kan wel in mijn eentje duizenden automobilisten willen opvoeden, maar die strijd zal ik per definitie nooit winnen. Ze kijken niet naar links en zullen het ook niet gaan doen. Kortom. Volgens de verkeersregels heb ik het gelijk aan mijn zijde. In de praktijk krijg ik het niet en zal ik het ook nooit gaan krijgen.
Wat heb ik dus besloten? De 3 kilometer lange weg heeft ook een fietspad aan de andere kant van de weg. Dus als ik die neem, kom ik wél van rechts voor de auto`s op de rotonde en zien ze mij wel. Zo gezegd, zo gedaan. Sinds vorige week steek ik eerst even over naar de andere kant van de weg, vervolgens rij ik zonder problemen over het 3 kilometer lange fietspad en alle rotondes passeer ik zonder gevaar voor eigen leven. Het eindresultaat? Door niet aan het eind, maar aan het begin van het fietspad de weg over te steken (wat is het verschil?) kan ik de volledige drie kilometer naar mijn werk zonder frustratie, boosheid en onnodige ergernis afleggen. Simpel, maar doeltreffend.
Marlies van Veen
1 september 2011