Eind jaren zestig was 3M-onderzoeker Spence Silver op zoek naar een betere lijm voor plakband. Het zou een supersterke lijm moeten zijn. Helaas, precies het tegenovergestelde gebeurde. Silver ontdekte bij toeval een superzwakke lijm. Die ook nog eens heel langzaam uithardde.
Mislukt experiment, zou je zeggen. Een soort halve serendipiteit: je gaat op zoek naar een speld in een hooiberg en vindt een speld met een gleuf erin. Vreemd. Raar ding. Zou je er iets mee kunnen? Misschien een draad erdoorheen doen? Door er zo naar te kijken bleek de zwakke lijm juist positieve eigenschappen te hebben.
Met deze lijm kon je namelijk blaadjes papier meerdere keren ergens opplakken zonder dat er lijmresten achterbleven. Nu kennen wij allemaal de Post-it-blaadjes, maar die toepassing was toen nog niet bekend. Silver had dus een mogelijkheid zonder probleem. Omdat hij al wel vermoedde iets bijzonders in handen te hebben, bracht hij zijn collegas op de hoogte van de vondst. Het zou echter nog vijf jaar duren tot zijn collega Art Frey zich tijdens een kerkbezoek zou ergeren aan de blaadjes die hij als boekenlegger gebruikte en telkens uit zijn koorboek vielen. Eureka. Frey realiseerde zich dat ze daar in het laboratorium een oplossing voor hadden. De lijm van Spence Silver. Met die ingeving waren de Post-it-velletjes geboren.
Post-it wordt na de paperclip wel gezien als de belangrijkste innovatie op kantoorgebied. Silver en Frey kregen binnen 3M de hoogste onderscheiding voor hun baanbrekende werk.
Dit omdenkverhaal is ook te vinden in Berthold Gunsters boek Huh?! de techniek van het omdenken.