Daar kwam ze weer eens aan, één van mijn vaste klanten in mijn winkeltje. En zo te zien had ze ook weer eens slechte zin. Ze wilde vijftien wegwerp-balpennen van me. Elke keer legde ze namelijk een pen bij de vaste telefoon boven; elke keer was die weg; elke keer. En dan legde ze er elke keer maar weer een nieuwe neer; elke keer en elke keer weer opnieuw. Het hield nooit op. Nooit. Nooit. Nooit. En elke keer moest er maar weer een nieuwe komen. Ze ergerde zich kapot. Het ging haar niet eens om het geld of zo. Want zo veel was dat niet. Wat het ergste was: het waren haar eigen kinderen en het was haar eigen man die steeds die stomme rotpennen kwijtmaakten. Daar ergerde ze zich zo aan.
"Je doet het ook fout. Je moet niet steeds die goedkope rotpennen neerleggen. Koop eens een keer een heel mooie, heel dure balpen en leg die daar neer”, zei ik.
Nu lachte ze. "Jaja. Jij verkoopt natuurlijk liever dure pennen. Dan kunnen ze die bij de telefoon wegjatten."
"Dat klopt, ik verkoop erg gráág, maar of ik dure of goedkope pennen verkoop, dat maakt me eigenlijk niet veel uit. Die goedkope BICs, die kan ik eindeloos blijven verkopen. Aan jou, aan anderen. Die dure, mooie, exclusieve, aan jou verkoop ik die maar één keer. Want die raak jij niet kwijt."
"Huh?"
"Logisch. Die goedkope BICs die nemen ze mee, als ze de telefoon hebben opgepakt en als ze hun memo-briefje hebben geschreven. Dat merken ze niet eens. En die goedkope BIC verdwijnt in hun etui. Daar zitten nu tóch al een stuk of zes of zeven van die dingen in en het maakt niet uit of het er nu zeven of acht worden. Dat is namelijk precies hetzelfde als zes of zeven. Zoek in plaats daarvan hier maar eens een heel mooie pen uit. Vanavond bij het eten aan tafel, dan presenteer jij die mooie, nieuwe pen plechtig. Dan laat jij hem aan iedereen zien: kijk dat is de nieuwe pen van mama. Je vertelt dat je die speciale pen bij de telefoon zal leggen en vervolgens raak jij jouw pen nóóit meer kwijt. Want als ze de telefoon hebben opgepakt, en als ze hun memo-briefje hebben geschreven en ze lopen met die pen in de hand weer hun kamer in, dan zien ze hem: shit, dat is die pen van mama, vlug terug leggen anders zwaait er wat! Zo werkt het. Dat werkt echt zo. Gegarandeerd!"
Sindsdien kwam ze het mij elke week vrolijk vertellen: "Henk, die dure pen van jou, die ligt er nog steeds! Dat was een goeie raad van jou."
Dit verhaal van Henk van den Berg is een mooi voorbeeld van vastdenken: in je poging een probleem op te lossen van een probleem een ramp maken. Als je erop gaat letten, is vastdenken een van de meest komische variaties van het menselijk gedragsrepertoire. Zo willen bouwers van speelplaatsen kinderen beschermen tegen pijnlijke valpartijen. Vandaar dat je rond speelrekken, klimtouwen en wipkippen van die schokdempende rubberen tegels aantreft. Goede zaak, toch, zou je zeggen. Helaas blijkt uit onderzoek dat rubbertegels onder een klimrek ertoe leiden dat kinderen zich veiliger wanen en dus roekelozer worden. Het gevolg? Meer botbreuken.
Dat mechanisme speelt hier ook: hoe meer goedkope pennen mevrouw koopt en naast de telefoon legt, hoe meer er verdwijnen. Hoe meer er verdwijnen, hoe meer en hoe goedkoper mevrouw de pennen koopt. Vicieuze cirkel.
Stoppen met vastdenken is moeilijk. We denken dat we iets oplossen. Op korte termijn is dat ook zo. Maar op langere termijn komt het probleem terug. Het gevolg is een vorm van aangeleerde hulpeloosheid. Hoe meer wij helpen, des te groter het probleem. Welke conclusie kunnen we trekken uit het risico dat we door vast te denken het probleem groter maken? Dat we dus altijd eerst moeten onderzoeken of we niet moeten stoppen met oplossen. Onze oplossing zou weleens deel van het probleem kunnen zijn. Soms is stoppen met oplossen zelfs voldoende om het probleem te laten verdwijnen. Stoppen met goedkope pennen kopen om de voorraad aan te vullen, bleek in dit geval dé manier om het probleem te laten verdwijnen (en dus niet de pennen).
Meer over vastdenken en problemen laten verdwijnen lees je in ons nieuwste boek Zoals verwacht loopt alles anders.