Een pasgetrouwd stel, waarvan de man tot zijn 31ste bij zijn ouders heeft gewoond, wordt elke twee weken lastig gevallen door de ouders van de man. Ondanks het feit dat het echtpaar meer dan 150 kilometer bij zijn ouders vandaan ging wonen, kwamen die namelijk elke twee weken op bezoek met emmers, dweilen en poetsdoeken. Ongevraagd maakten ze het huis grondig schoon.
Het jonge stel vond dat uiteraard niet prettig en ruimde van tevoren alles op en maakte extra schoon, om maar te voorkomen dat de ouders wat aan te merken zouden hebben. Desondanks bleken de ouders altijd wel iets te vinden wat hun aanleiding gaf om zich uitvoerig te beklagen over de zwijnenstal die het stel er elke keer van wist te maken.
Ten einde raad schakelden de jonggehuwden de hulp in van psychiater Paul Watzlawick. Wat te doen? Watzlawick was een ongebruikelijke psychiater. Hij gaf hun het advies om bij het eerstvolgende bezoek van de ouders van tevoren niet op te ruimen. Sterker nog, hoe meer troep, hoe beter. Als de ouders daarna aan het werk zouden gaan, zou het jonge stel dat als een volkomen vanzelfsprekendheid moeten ondergaan, zonder zelf ook maar een vinger uit te steken. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ouders zich voor hun kinderen een slag in de rondte werken.
Zo gezegd, zo gedaan. Het weekend dat de ouders op bezoek kwamen was het huis een grote puinhoop. Rekeningen slingerden ongeopend rond, kleding lag ongewassen door het huis, overal was het vies en smerig. De ouders werkten zich het hele weekend in het zweet om het huis aan kant te maken om ten slotte op zondagavond met gierende banden naar huis te scheuren. ‘Dachten die kinderen soms dat ze gek waren! Dit is de laatste keer geweest dat we ze komen helpen. Ze bekijken het maar!’
Berthold Gunster
Huh?! De techniek van het omdenken, pag. 16.