Bijna alle kinderen zijn van nature positief. Ze staan open en onbevangen in het leven. Zo angstvallig als volwassenen gericht zijn op wat zou-moeten-zijn, zo liefdevol en vol vertrouwen benaderen kinderen wat-er-is. Ook als het gaat om zoiets ernstigs als de dood. Kinderen blijken die meestal met een grote lichtheid te benaderen.
De lichtheid waarmee kinderen in het leven staan en waarmee ze vraagstukken van leven en dood kunnen benaderen, ontroert ons regelmatig. Toen we ons boek Omdenken is stom aan het maken waren, kregen we een heleboel voorbeelden ingestuurd over hoe onbevangen kinderen kunnen kijken naar onderwerpen waar wij als volwassenen ons nogal eens onhandig of ongemakkelijk bij kunnen voelen. Maar de puurheid van kinderen kan ook op volwassenen een sterk en positief effect hebben, dus delen we hieronder graag een paar anekdotes met jullie.
Ik werkte als verpleegkundige op de kinderafdeling van een ziekenhuis. Ik liep met een meisje op de gang. We brachten wat spulletjes van haar overleden zusje naar de auto van haar ouders. Ze droeg een grote beer. Op de gang zei een passerende bezoeker: “Zo, zo, jij bent verwend met zo'n grote beer!” Ik wist niet waar ik kijken moest. Maar het meisje zei: “Ja, mooi hé? Die heb ik van mijn zusje gekregen.”
De overgrootoma van onze zoon is aan het dementeren. Ze is lief en vriendelijk, maar stelt vijf maal in een kwartier dezelfde vraag. Ze wordt volledig thuis verzorgd door haar dochter. Onze zoon had daar wat vragen over, dacht er eens over na en kwam de volgende dag met een conclusie. “Ik denk dat oma eerst sterft, maar eigenlijk kan tante Truus béter eerst sterven.” Ik snapte niet wat hij bedoelde. Hij legde uit: “Nou, als oma eerst sterft, is tante Truus lang verdrietig. Maar als zij eerst sterft, dan is oma het tóch gelijk weer vergeten. En als ze er toch een keer verdrietig over is, is dat ook niet zo erg, want dat vergeet ze óók gelijk weer.”
In 2002 is mijn man overleden. Mijn dochter was toen 7. Enige tijd na de begrafenis zei ze, tijdens het maken van een tekening: “Mam, ik ben eigenlijk wel blij dat papa nu is doodgegaan en niet bijvoorbeeld over tien jaar, want dan had ik hem nog beter gekend en nog meer gemist.”
Een oudere man had zijn vrouw verloren. Hij zat in zijn tuin en moest huilen. Zijn 4-jarige buurjongen zag dit gebeuren, liep naar hem toe en ging bij hem op schoot zitten. Toen de moeder van de jongen hem later vroeg wat hij tegen de oude buurman gezegd had, antwoordde de jongen: “Niets, ik heb hem alleen geholpen om te huilen."
Niet zo lang geleden las ik in de krant een artikel, waarin geschreven werd over de uitvaarten die door de gemeente Amsterdam geregeld worden voor overledenen zonder nabestaanden. In het artikel stond een aantal voorbeelden waar ik oprecht erg verdrietig van werd. “Mama,” vroeg mijn dochter Janika (4), “waarom ben je verdrietig, waar gaat het over?” Ik probeerde haar zo goed en kwaad als mogelijk uit te leggen, dat sommige mensen helemaal niemand meer hebben. Als ze dan dood gaan, komt er ook helemaal niemand op hun begrafenis. Dat is heel erg, natuurlijk. Dochterlief bedacht zich echter geen moment. Ze haalde haar schouders op en zei: “Maar mama, dan is er toch ook helemaal niemand verdrietig?”
Alle voorbeelden komen uit ons boek Omdenken is stom.