Een vriend van mij is directeur op een school. Hij vertelde dat op een dag een jongetje van 11 jaar een paal tegen zijn hoofd kreeg. Een leerling van 7 jaar had aan die paal staan trekken, hij schoot los en aldus geschiedde. De jongen van 11 moest huilen en had een blauw oog, waarmee hij in de middagpauze naar huis ging.
Na de middagpauze reed een busje de uitgang van het schoolplein klem. Twee grote kerels en de jongen van 11 stapten uit. De vader van de 11 jarige man was ‘kamper’, en had een vriend meegenomen om de ‘beul’ van zijn zoon een lesje te leren. De directeur die het probleem had voelen aankomen, stond voor deur van de school. Vader`s eerste woorden waren: ‘Waar is die jongen die mijn zoon een blauw oog heeft bezorgd? Die zal ik even in elkaar meppen!’
Hoe reageerde mijn vriend? Hij bewoog volledig mee met de vader. ‘Als we even handen schudden en ik nog iets mag zeggen ga ik hem meteen halen.’ De boze man, verrast door de bereidwilligheid, schudt de hand van de directeur en hoort hoe het blauwe oog gevolg is van een ongeluk. Dat maakt hem nauwelijks minder boos. Iemand heeft zijn zoon iets aangedaan en met daarvoor nu de prijs betalen. De directeur gaat de jongen van 7 halen. Even later staat hij, samen met de jongen van 7, tegenover de vader en diens zoon. ‘Hier is ie, ga je gang.’ De boze vader staart naar de 7 jarige. Het jochie is echt flink kleiner dan zijn zoon van 11. ‘Maar die is toch veel te klein om in elkaar te slaan.’, sprak hij verbouwereerd tegen de directeur. ‘Voor jou is iedereen hier te klein om in elkaar te slaan’, antwoordde mijn vriend adrem. Het hele conflict was daarna met een paar zinnen uit de wereld geholpen.
Floris Koot
april 2011