Luc van drie en zijn vader en moeder liepen in de supermarkt. Luc had zin in een ijsje. Dit verlangen maakte hij krachtig kenbaar door bondig te verklaren: Ik wil een ijsje! Zijn moeder was echter beslist. Nee Luc, nu niet.
Hmmm. Luc vond dit niet leuk. En dus schakelde hij een tandje bij. Waarom niet?! Ik wil ijs, nu! IJs. Moeder hield echter stoïcijns vol. Nee Luc, vandaag niet. Moeders consequente weigering deed bij Luc de stoppen doorslaan. Hij stortte zich pontificaal op de grond en riep met een rood hoofd: IJSJE!!!!. Met bloeddoorlopen ogen keek hij zijn moeder vernietigend aan. Nu zou ze toch wel bezwijken?!
Voordat hij antwoord kon krijgen, zag hij echter in zijn ooghoek zijn vader ter aarde storten en naar moeder schreeuwen: BIERRRR! Stomverbaasd en beschaamd keek Luc naar zijn vader. Wat was hier aan de hand? Zijn vader schoot echter meteen in de lach, stond op en klopte het stof van zn broek. Wat was het effect op Luc? Hij kon voorlopig niet opstaan. Waarom niet? Hij kreeg in plaats van ijs de slappe lach.
Jan Ruigrok
Ik ben oké, jij bent een sukkel, pag. 189