Ik woonde in Amsterdam, een fantastische benedenwoning met tuin van 12 meter diep, ook nog op het zuiden. Mijn leven als leerkracht, zonder vaste baan en veel invalwerk was heerlijk. Elke dag ging de telefoon en hoorde ik waar ik al een half uur geleden had moeten zijn. Dan sprong ik op mijn fiets, plattegrond in mijn hand en redde de kinderen van een jufloze dag. Of de telefoon ging niet, dan had ik een dagje vrij. Ook goed. Soms ging de telefoon om een andere, minder prettige, reden. Een man had het op mij voorzien. Hij wilde mij. Links of rechtsom, maakte hem niet uit. Kortom, een stalker.
Naast telefonische pogingen kwam hij ook langs. Hij gluurde door mijn vitrage de woonkamer in. Ik verstopte me op zon moment achter de kachel. s Avonds hield ik om die reden consequent de gordijnen dicht. Bij elke actie van hem lichtte ik de politie in. Niet dat ik verwachtte dat ze wat zouden doen dat deden ze ook niet maar ik hoopte dat er iets van een dossier tot stand zou komen. Ik bleef ongeïnteresseerd en deed voorkomen alsof ik hem dom vond. In werkelijkheid was ik echter doodsbenauwd. Dit grapje heeft jaren geduurd.
Jaren later had ik een gesprek met een vriendin die jarenlang gestalkt was en daar ook nu nog last van had. Ik was bang, bleef bang en ben het nog steeds. Uiteraard snapte ik heel goed wat ze bedoelde, toch keek ik haar niet begrijpend aan en zei: Een beetje vrouw wordt toch gestalkt?! Zo had ze het nog nooit bekeken. Een derde vriendin lachte verontwaardigd. Dat is de omgedraaide wereld, zei ze. Ik keek haar meewarig aan: Jij bent zeker nog nooit gestalkt? Beschaamd moest ze erkennen dat dat inderdaad het geval was.
mei 2011