Mijn buurman rookt sigaren, `s avonds op zijn terras. We wonen in een 2-onder-1-kapwoning, dus ons slaapkamerraam is er pal boven. Het raam staat open en de zeer indringende sigarenlucht komt de slaapkamer in. En ik kan niet tegen sigarenlucht, ik werd er als kind al misselijk van.
Ik wil het probleem niet met de buurman bespreken. Als hij eenmaal zou weten dat ik last van zijn sigaar lig te hebben, kan hij die wetenschap niet meer uit zijn hoofd zetten. En ik gun hem het plezier van zijn sigaar in zijn eigen tuin. Ik zie hoe hij ervan geniet.
Toch is dat niet genoeg om mijn last te relativeren. Ik lig dan ook hardop te denken: ‘Je moet blij zijn: je gunt iemand iets moois.’ Maar ja, dat helpt maar een beetje. Ik ben kennelijk niet voldoende altruïstisch om een stille weldoener te zijn. De gedachte verlicht de last ongeveer vijf minuten – de sigaar duurt langer.
En toen liep ik over de markt in Almere. Ik zag een kraam met alleen maar sigaren. Prachtige dozen. Mooie verpakkingen. En een groep genieters eromheen. En toen wist ik het. Ik zou mijn buurman een doos sigaren cadeau geven! Zomaar. Als ik dan zijn sigaren ruik, weet ik: dat is mijn cadeautje.
Zo gezegd, zo gedaan. Ik gaf mijn buurman een mooie doos sigaren. Hij blij, ik blij. Het mooie was: het bleek te werken. Die ijdele egoïst in mij die graag voor zijn goede daden beloond wordt, was tevreden gesteld. In de wetenschap een heuse weldoener te zien, sliep ik de dagen erna als een roosje. En het mooie was: de oplossing bleek definitief te zijn. Ook nadat mijn sigarendoos leeg was en de buurman weer zijn eigen sigaren ging roken bleef het werken. De nieuwe associatie ‘rook is altruïsme’ had de oude associatie ‘rook is misselijk’ definitief verdrongen.
Jacob Jan Voerman
2 december 2011