Dit verhaal speelt zich af in een buurtje in Bussum, eind jaren zeventig. Een oudere man met een kruidenierswinkel zat met een probleem. Regelmatig werd er door een groepje kwajongens snoep gestolen. Zijn klanten vonden dat de kruidenier het boefje er gewoon uit moest gooien en moest verbieden ooit nog in de winkel te komen. Maar hij had een ander plan bedacht.
Op een dag was de ergste van de boefjes weer "onopvallend" in de winkel aan het rondhangen. De kruidenier zei tegen hem: 'Ik moet even naar achteren. Kan jij op de winkel passen, want er wordt hier vaak snoep gestolen door sommige kinderen.' Het jochie knikte verlegen en posteerde zich als ware uitsmijter voor de toonbank.
Volgens de kruidenier heeft de jongen nooit meer in zijn winkel iets gestolen. Door van het diefje een bewaker te maken, had hij de situatie omgedacht. Zo zie je maar, 40 jaar geleden waren er ook al omdenkers.