Er was eens een vrouw, die een dochtertje had van twee jaar. Het meisje was bang in het donker en moeder had in de loop der tijd een uitgebreid slapen-gaan-ritueel ontwikkeld: zingen, voorlezen, toedekken, nog even kusje komen geven, bedlampje aandoen, daarna zachtjes de slaapkamer verlaten. Maar ja, hoe meer ze haar best deed, des te langer duurde het ritueel.
Op een dag besloot moeder de rollen om te draaien. Ze zong haar dochter kort voor, deed het licht uit, sprintte over de gang naar haar eigen slaapkamer, deed ook daar het licht uit en dook in bed, meteen daarna zelf uitroepend: Ik vind het zo eng in het donker.
Het was twee seconden stil, vertelde de moeder mij later, daarna liep mijn dochtertje over de gang, ik hoorde haar mijn kant op trippelen, voorzichtig ging de deur open, mijn dochter liep naar me toe, aaide over mijn haar en zei: Je hoeft niet bang te zijn hoor, ga maar slapen.